Het ontstaan van OBD

OBD is de afkorting van On-Board Diagnose, een passende Nederlandse vertaling is er niet, maar “zelfdiagnose” is een goed alternatief. De eerste generaties zelfdiagnose voor MMS (Motor ManagementSysteem) werd OBD(1) genoemd. MMS werden in de begin jaren tachtig  voornamelijk op grotere schaal toegepast in Amerika. In Europa werden toen (goedkopere) carburateurs eventueel in combinatie met een (elektronische) ontsteking hoofdzakelijk gebruikt door de autofabrikanten. De autofabrikanten die auto’s verkocht in Amerika werden daar toen al geconfronteerd met steeds strengere milieu eisen. De (emissie) uitstoot van schadelijke (uitlaat)gassen moest gecontroleerd en beheerst worden. Door de toepassing van elektronische geregelde injectie systemen i.p.v. van een carburateur kon het verbrandingsproces (verhouding lucht/brandstof en ontsteking moment) beter geregeld worden. Om de bestuurder er op te wijzen (doormiddel van een service – of storingslampje dat er een probleem was geconstateerd) dat de auto voor service naar een garage moest, werd zelfdiagnose toegepast. Deze zelfdiagnose mogelijkheid was toen nog maar beperkt instaat om fouten vast te stellen en deze op te slaan in een geheugen. De inhoud van het foutgeheugen kon toen alleen maar uitgelezen worden door een (eigen)merk specifiek uitlees apparaat of scanner. In de loop der tijd werden de milieu eisen steeds strenger en daardoor ook de MMS steeds uitgebreider en dit had ook weer tot gevolg een uitgebreidere zelfdiagnose.  Alle fabrikanten gebruikte toen een eigen “systeem” met een eigen daarbij behorende aansluit connector en een eigen merk specifiek communicatie protocool. Een uitleesapparaat of scanner van bijvoorbeeld de VAG groep (VAG 1551) kon geen Opel Astra van 1994 uitlezen,  omgekeerd kon de TECH1 van GM geen Golf van 1994 uitlezen.